The Crack That Is Named (2024)
by Antonio Vega Macotela
By inscribing ancient Iberian signs and symbols onto blackened, cracked vessels, Macotela reimagines the origins of writing—not as a Phoenician gift, but as an Iberian legacy passed eastward. Some scholars speculate that these markings may point to a script predating Phoenician writing by as much as three millennia. Though the evidence remains inconclusive, the sculptures invite us to imagine worlds shaped by overlooked exchanges and obscured trajectories. More provocatively, they suggest that history does not emerge from what is whole, but from what is broken. The cracks in the vessels become metaphors, reminding us that history speaks through what is splintered, ruptured, and obscured.
Door eeuwenoude Iberische tekens en symbolen aan te brengen op zwarte, gebarsten vazen, hervormt Macotela de oorsprong van het schrift—niet als een Fenicisch geschenk, maar als een Iberische erfenis die oostwaarts werd doorgegeven. Sommige wetenschappers speculeren dat deze tekens kunnen wijzen op een schrift dat tot wel drie millennia ouder is dan het Fenicische. Hoewel het bewijs niet sluitend is, nodigen de sculpturen ons uit om werelden te verbeelden die gevormd zijn door vergeten uitwisselingen en verborgen geschiedenissen. Meer nog: ze suggereren dat geschiedenis niet ontstaat uit wat heel is, maar uit wat gebroken is. De barsten in de vazen worden metaforen die ons eraan herinneren dat geschiedenis spreekt via wat gespleten, gebroken en verduisterd is.